Uitspraak Hoge Raad n.a.v. de cassatieschriftuur van Niels van Schaik in ‘Tamil Tijgers-zaak’

Uitspraak Hoge Raad

Conclusie Advocaat-generaal Hofstee

De Nederlandse strafwet kan worden toegepast op leden van een gewapende oppositiegroep die zich buiten Nederland in het kader van een intern gewapend conflict schuldig maken aan terroristische misdrijven. Het internationaal humanitair recht (oorlogsrecht) is niet exclusief van toepassing.

De Hoge Raad komt tot dit oordeel in de strafzaken tegen zogenoemde ‘Tamil Tijgers’ die in Nederland zijn veroordeeld wegens hun betrokkenheid bij het ‘’Bevrijdingsleger van Tamil Eelam” (de LTTE). De vijf verdachten zijn onder meer veroordeeld voor het in de periode van oktober 2003 tot en met april 2010 deelnemen aan een internationale criminele organisatie (de LTTE) die ernaar streeft terroristische misdrijven op Sri Lanka te plegen.
Tegen hun veroordelingen door het hof Den Haag, hebben vier van de vijf Tamil Tijgers cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld. Het Openbaar Ministerie heeft in alle vijf zaken cassatieberoep ingesteld.

In cassatie is onder meer de vraag aan de orde of de verdachten als lid van de LTTE aanspraak kunnen maken op de zogenoemde ‘combattantenstatus’ op grond waarvan zij het recht zouden hebben gehad deel te nemen aan het gewapend conflict tegen de Sri Lankaanse staat in hun strijd voor een onafhankelijke Tamil-staat. In dat geval zouden zij alleen strafbaar zijn wegens eventuele schendingen van het internationaal humanitair recht. Dat beroep moet naar het oordeel van de Hoge Raad worden verworpen omdat zo’n combattantenstatus naar het geldende internationale recht alleen is toegekend aan strijdkrachten die zijn verwikkeld in een internationaal gewapend conflict (een gewapende conflict tussen staten) en niet aan strijdkrachten die zijn verwikkeld in een niet-internationaal (intern) gewapend conflict. Het gewapend conflict waarin de LTTE was verwikkeld met de staat Sri Lanka – in het kader waarvan de feiten zijn begaan waarvoor de vijf verdachten in Nederland zijn veroordeeld – moet worden aangemerkt als een intern gewapend conflict en niet als een internationaal gewapend conflict.

In cassatie is verder de vraag aan de orde of de verdachten voor deelname aan de LTTE alleen in Sri Lanka kunnen worden vervolgd of ook in Nederland. De Hoge Raad oordeelt dat vervolging in Nederland mogelijk is.

Het Openbaar Ministerie heeft in cassatie onder meer aangevoerd dat het hof zwaardere straffen had moeten opleggen vanwege verplichtingen in het internationaal recht om terroristische misdrijven te bestraffen. Ook zou het hof de verdachten, volgens het Openbaar Ministerie, ten onrechte hebben vrijgesproken van opruiing. De Hoge Raad is van oordeel dat ook de klachten van het Openbaar Ministerie moeten worden verworpen.

(bron: persbericht Hoge Raad d.d. 4 april 2017)