Conclusie in de terrorisme-zaak tegen de “Tamil Tijgers”

Op 11 oktober 2016 heeft advocaat-generaal Hofstee, naar aanleiding van de door mr. N. van Schaik ingediende cassatieschriftuur, conclusie genomen in de “Tamil Tijgers”-zaak. Het draait in deze zaak in de kern om de verdenking dat er vanuit Nederland ondersteuning is geboden aan vermeend criminele en terroristische activiteiten van de Tamil Tijgers op Sri Lanka. In een 171 pagina’s tellende conclusie zet de advocaat-generaal het juridisch kader uiteen dat volgens hem van toepassing is op het conflict dat heeft gewoed tussen de “Tamils” en de Sri Lankaanse overheid. Over de conclusie is eveneens een persbericht uitgebracht.

De advocaat-generaal is in zijn conclusie niet meegegaan in de middelen zoals deze door mr. N. van Schaik zijn voorgesteld. Zo verschillen de visies over het type conflict: was dit conflict internationaal (door bijvoorbeeld de betrokkenheid van India of omdat de Tamils een eigen staat hadden) of nationaal van aard? De typering heeft gevolgen voor het toepasselijk recht en daarmee ook de strafbaarheid van de deelnemers aan het conflict. Indien het een internationaal conflict betreft kunnen de deelnemers zich namelijk (in beginsel) op een (combattanten)immuniteit beroepen. Nauw daarmee samen hangt de kwalificatie van de gedragingen van de “Tamils”: waren dat oorlogshandelingen of handelingen die aangemerkt moeten worden als terroristisch? Beide hebben gemeenschappelijk dat wordt gepoogd de overheid te dwingen om iets te doen of na te laten en (daardoor) de bevolking vrees wordt aangejaagd (artikel 83a Wetboek van Strafrecht). Daarnaast zijn middelen ingediend over de toepassing van het nationale recht, onder meer over het begrip “leider” van een terroristische organisatie en het opzet bij het deelnemen aan een terroristische organisatie (artikel 140a Wetboek van Strafrecht).

De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, waar de Hoge Raad niet aan gebonden is. Door mr. N. van Schaik en mr. S.D. Groen is een Borgersbrief ingediend met daarin een reactie op de conclusie. De uitspraak van de Hoge Raad wordt verwacht op 14 maart 2017.